
Het lijkt erop dat de vorming van een nieuw kabinet opnieuw een onverwachte wending krijgt.
Vanuit politieke kringen in Den Haag klinkt steeds vaker de vraag of de VVD toch een rol gaat spelen in een minderheidskabinet.
Die discussie ontstond nadat twee oud-ministers publiekelijk pleitten voor een politieke koers die sterk lijkt op een variant met VVD, CDA en D66. Een opmerkelijke suggestie, vooral omdat deze partijen samen flink verloren bij de verkiezingen.
Het voorstel voelt voor veel mensen als een stap terug in de tijd, eerder dan een stap vooruit.
Terwijl een groot deel van de samenleving duidelijk maakte dat het huidige politieke model niet langer aansluit, lijkt het plan van de oud-bestuurders eerder een poging om bestaande machtsstructuren te behouden dan om naar nieuwe oplossingen te zoeken.
Een groot deel van het electoraat liet tijdens de verkiezingen weten dat het tijd is voor verandering. Politieke keuzes rondom migratie, stikstof en Europese samenwerking speelden hierin een belangrijke rol.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data112232861-f3d8ba.jpg)
Toch lijkt er nu een scenario te ontstaan waarbij opnieuw partijen aan tafel komen die hun steun onder de bevolking zagen dalen.
Voor veel kiezers voelt deze ontwikkeling alsof hun stem niet serieus wordt genomen. Commentatoren signaleren dat er een kloof groeit tussen wat politiek nuttig wordt gevonden en wat burgers daadwerkelijk vragen.
In die context wordt het plan voor een minderheidskabinet ervaren als een poging om het oude systeem overeind te houden.
Oud-minister Roger van Boxtel sprak zich publiekelijk uit over zijn wens om tot een progressieve samenwerking te komen.
Zijn boodschap was opmerkelijk, vooral omdat hij in dezelfde adem erkende dat zo’n route lastig haalbaar is. Die erkenning leidde tot discussie: als de realiteit zo duidelijk anders is, waarom het dan toch publiekelijk voorstellen?
Uiteindelijk schoof hij door naar een alternatief dat beter aansluit bij de mogelijkheden: een minderheidsconstructie waarin VVD en CDA samen met D66 de leiding nemen. Volgens hem zou deze constructie passen bij de huidige situatie.
Toch voelen veel politieke volgers dit anders. Niet als een vernieuwende aanpak, maar als een noodgreep.
Een minderheidskabinet betekent bovendien dat grote besluiten alleen mogelijk worden wanneer partijen buiten de regering steun bieden.
Dat maakt het kwetsbaar, afhankelijk en zelfs wispelturig. Een kabinet dat voor elke beslissing opnieuw een meerderheid moet zoeken, kan moeilijk koersvast opereren.
Een ander geluid kwam van oud-minister Cees Veerman. Hij wees vooral op de groeiende afstand tussen het CDA en progressieve partijen.
Hoewel hij daarmee beter aansloot bij het actuele politieke landschap, ontstond er snel verwarring. Want waarom pleiten voor samenwerking met D66, terwijl die partij het boegbeeld is van beleidsrichtingen waar juist het CDA veel kritiek op heeft?
Die tegenstrijdigheid legt een pijnlijk punt bloot: het CDA worstelt nog steeds met de vraag waar de partij precies voor staat.
De partij verloor in de afgelopen jaren veel vaste kiezers doordat de koers onduidelijk werd en strategische keuzes vaker leken voort te komen uit pragmatische deals dan uit duidelijke overtuiging.
Voor veel leden en voormalig stemmers voelt het alsof het CDA probeert vast te houden aan een rol die de partij ooit had, maar niet meer vanzelfsprekend is.
Voor de VVD ligt de uitdaging op een heel ander vlak.
De partij wil stabiliteit uitstralen en een betrouwbare factor blijven in Den Haag. Tegelijk wil de partij laten zien dat de verkiezingsuitslag wel degelijk meeweegt in beslissingen.
Wanneer de VVD nu kiest voor een minderheidskabinet dat vooral leunt op partijen met een andere visie, kan dat botsen met de verwachting van een groot deel van de stemmers. Dat risico wordt breed besproken binnen de partijtop: meegaan in een constructie die niet aansluit bij de uitslag kan het vertrouwen in de partij schaden.
Daarom klinkt er steeds luider een oproep binnen de achterban om niet opnieuw in een ingewikkeld politiek compromis te stappen, maar om de uitslag van de kiezer als leidraad te nemen.
De discussie die nu speelt, laat zien dat Nederland zich bevindt op een politiek kruispunt.
Aan de ene kant staan ervaren bestuurders met een voorkeur voor bekende modellen en langlopende coalities, aan de andere kant groeit de roep om bestuur dat aansluit bij de maatschappelijke werkelijkheid van nu.
De afstand tussen die twee werelden lijkt groter te worden. Terwijl burgers vragen om duidelijke keuzes en transparant leiderschap, klinkt bij oudere politieke kringen vooral het verlangen naar stabiliteit via oude structuren.
Maar stabiliteit ontstaat niet automatisch door vertrouwde patronen te herhalen. Juist in tijden van verandering verwacht de samenleving dat politici het signaal van de kiezer serieus nemen en dat beleid wordt aangepast aan de nieuwe realiteit.
De komende weken worden gezien als beslissend voor de richting waarin Nederland verder gaat. Als partijen vasthouden aan bekende formatiemodellen, bestaat de kans dat er opnieuw een kabinet ontstaat dat moeite heeft met draagvlak.
Wordt er gekozen voor nieuwe vormen en duidelijke keuzes, dan kan dat leiden tot een periode van rust en voorspelbaarheid.
Het politieke vertrouwen in Nederland is de afgelopen jaren zichtbaar gedaald. Nu ligt er een kans om dat vertrouwen te herstellen — of verder te verliezen.
De vraag blijft nu: kiest Den Haag voor een frisse koers die aansluit bij het huidige politieke landschap, of komt er opnieuw een constructie die vooral werkt voor partijen die hun steun zagen teruglopen?
De komende periode zal laten zien of politieke leiders luisteren naar de tijdgeest of teruggrijpen naar het verleden.
Wie mee wil praten over deze ontwikkelingen, kan dat doen via onze Facebookpagina.




