D66 wil partijen zonder leden verbieden — maar wie wantrouwt hier eigenlijk de kiezer?
Het nieuwe voorstel van D66 om politieke partijen zonder leden effectief af te schaffen, wordt verkocht als een democratische correctie of zelfs een ‘versterking’ van wat D66 oppert dat democratie zou moeten zijn. Wie geen leden heeft, zou ondemocratisch zijn. Punt. Maar achter deze morele borstklopperij schuilt iets anders: geen liefde voor democratie, maar wantrouwen tegenover één specifieke politieke vorm. En vooral: tegenover één specifieke politicus en zijn kiezers.
Het idee dat democratie alleen kan bestaan binnen een ledenstructuur is niet alleen normatief, maar ook sociologisch naïef. Al ruim een eeuw geleden waarschuwde de Duitse socioloog Robert Michels hiervoor met zijn beroemde theorie van de ijzeren wet van de oligarchie. Zijn kernstelling is even eenvoudig als ongemakkelijk: elke organisatie, hoe democratisch ook opgezet, eindigt onvermijdelijk als oligarchie. Macht concentreert zich altijd bij een kleine groep insiders. Besturen, commissies, partijtoppen. Niet omdat mensen slecht zijn, maar omdat organisatie dat afdwingt.
Juist ledenpartijen zijn daarvan het schoolvoorbeeld. Op papier mogen alle leden meebeslissen. In de praktijk bepalen een handvol bestuurders, congresgangers en beroepspolitici de koers. De gemiddelde kiezer heeft daar geen tijd, geen geld en geen energie voor. Die werkt, zorgt, betaalt belasting en stemt eens in de vier jaar. En wordt daarna geacht te geloven dat een interne stemming met duizend leden “democratischer” is dan zijn stem in het stemhokje.
D66 doet alsof ledenpartijen de democratie beschermen. In werkelijkheid beschermen ze vooral zichzelf. Michels beschreef het al: interne democratie is vaak een façade. Wie de procedures beheerst, wie de vergaderingen bijwoont en wie de netwerken heeft, wint. De rest mag applaudisseren. Of afhaken en wat typisch is voor Nederland: afsplitsen en maar zelf een partijtje beginnen.
De samenleving is bovendien fundamenteel veranderd. Waar ledenpartijen ooit een functie hadden in een verzuilde wereld met weinig politieke keuze, leven we nu in een open politiek landschap met tientallen partijen. Wie zich niet vertegenwoordigd voelt, kan overstappen. Of zelf iets beginnen. Dat is democratie: keuzevrijheid, concurrentie, verantwoording.
Een verplichte ledenstructuur beperkt die vrijheid juist. Ze dwingt alle politieke expressie in één mal. Alsof je zegt: je mag stemmen, maar alleen op partijen die voldoen aan ónze definitie van goed gedrag. Dat is geen versterking van de democratie, maar normering van de democratie. En normering is altijd machtspolitiek. Neem het praktische gevolg: bij een ledenpartij kunnen enkele honderden nieuwe leden de koers veranderen, zelfs na verkiezingen. De kiezer heeft daar geen zicht op. Geen controle. Geen correctie. Michels zou het onmiddellijk herkennen: een kleine georganiseerde minderheid die spreekt namens een grote ongeorganiseerde meerderheid. Dat is geen uitzondering, dat is het systeem.
Daar komt nog iets bij. Niet iedereen kan lid zijn, niet iedereen kan naar congressen, niet iedereen kan contributie betalen of zich verdiepen in interne procedures. Ouders met twee banen. Mensen met geldzorgen. Mensen met onregelmatige werktijden. Zij worden door dit model structureel benadeeld. Hun stem telt pas echt mee als ze zich voegen naar de partijmachine. Dat is geen – om maar een modieus woord te gebruiken – inclusiviteit, maar selectie.
En dan is er de olifant in de Kamer. Eén man wist 1,7 miljoen mensen te mobiliseren. Zonder leden. Zonder congressen. Zonder interne fractiestrijd. Dat is democratische betrokkenheid in haar puurste vorm. Wie denkt dat dat minder waard is dan een ledenstemming met badges en moties, heeft een probleem met de kiezer, niet met het systeem. Het wrange is dat juist D66, de partij die het referendum afschafte, nu beweert de democratie te redden. Terwijl Michels al lang heeft laten zien dat interne partijdemocratie geen remedie is tegen machtsconcentratie, maar er juist een garantie voor vormt. De ijzeren wet buigt niet voor goede bedoelingen.

Democratie hoort niet thuis in ledenregisters, huishoudelijke reglementen of partijkantoren. Democratie leeft in het stemhokje. Bij de kiezer. Bij zijn vrijheid om te kiezen wie hem vertegenwoordigt, in welke vorm dan ook. We laten toch niet D66 bepalen wat democratie is? Dat zou pas echt ondemocratisch zijn.




