De Europese Unie verhoogt opnieuw de salarissen van haar personeel. Met terugwerkende kracht per 1 juli krijgen circa 67.400 EU-ambtenaren – inclusief gepensioneerden – een loonsverhoging van 3 procent. Het gaat om de achtste verhoging sinds begin 2022. De maatregel is het gevolg van een automatische rekenmethode die de lonen van EU-personeel koppelt aan de kosten van levensonderhoud in Brussel en Luxemburg, de belangrijkste standplaatsen van de Europese instellingen.
De verhoging komt bovenop eerdere salarisstappen dit jaar. In april ontvingen EU-ambtenaren al een stijging van 1,2 procent, een nabetaling over 2024. Voor dat jaar had de loonaanpassing eigenlijk 8,5 procent moeten bedragen, maar de Europese Commissie vond die stijging destijds te fors. Daarom werd het grootste deel – 7,3 procent – al eerder toegekend en volgt het resterende deel nu alsnog. De Duitse krant Bild bracht de recente verhoging als eerste naar buiten.
Automatische indexering

Volgens de Europese Commissie is de loonsverhoging geen politieke keuze, maar het resultaat van een vastgelegd mechanisme. Eurostat berekent jaarlijks hoeveel de lonen moeten stijgen om de koopkracht van EU-personeel op peil te houden. Daarbij wordt gekeken naar de inflatie en de ontwikkeling van salarissen in de publieke sector van de lidstaten, met specifieke aandacht voor de kosten van levensonderhoud in Brussel en Luxemburg.
Sinds 2022 zijn de salarissen van EU-ambtenaren door dit systeem in totaal met 22,8 procent gestegen. De kosten van de meest recente verhoging bedragen naar schatting 365 miljoen euro per jaar. Dat bedrag komt bovenop de al aanzienlijke personeelsuitgaven van de Europese instellingen, die jaarlijks miljarden euro’s aan salarissen en pensioenen uitkeren.
Wat betekent dat concreet?
De salarisverhoging werkt door in alle schalen. De laagste salarisschaal voor een EU-ambtenaar stijgt naar 3.754 euro bruto per maand, exclusief belastingvrije toelagen. Aan de bovenkant van het salarishuis loopt het basissalaris op tot 25.986 euro per maand. Naast het basissalaris ontvangen veel EU-ambtenaren aanvullende vergoedingen, zoals expatriatietoelagen, gezinstoeslagen en vergoedingen voor huisvesting.
Ook de top van de Europese Commissie profiteert mee. Commissievoorzitter Ursula von der Leyen ziet haar maandelijkse salaris met ongeveer 1.000 euro stijgen en komt uit op circa 35.800 euro. Een ‘gewone’ eurocommissaris ontvangt voortaan ongeveer 29.250 euro per maand. Daarbovenop komen nog diverse toeslagen voor verblijf, representatie en gezinssituatie.

Pensioenen stijgen mee
Niet alleen actieve ambtenaren profiteren van de verhoging. Ook de pensioenen van voormalige EU-medewerkers worden automatisch aangepast. Ongeveer 30.500 gepensioneerde EU-ambtenaren zien hun uitkering meestijgen. Volgens interne documenten zal het aantal EU-gepensioneerden de komende decennia verder oplopen, tot naar verwachting zo’n 42.500 in 2073.
De totale pensioenlasten nemen daardoor fors toe. Momenteel bedragen de jaarlijkse pensioenuitgaven ongeveer 2,4 miljard euro. Dat bedrag zal naar verwachting stijgen tot circa 3,2 miljard euro in 2045. De Europese Commissie verwacht daarna een afname, omdat nieuwe generaties ambtenaren minder pensioenrechten per dienstjaar opbouwen. De maximale pensioenuitkering blijft echter ongewijzigd: die kan oplopen tot 70 procent van het laatstverdiende salaris.

Onrust bij lidstaten
De oplopende kosten zorgen voor groeiende onrust bij de EU-lidstaten. In interne documenten spreken zij hun zorgen uit over de “dramatisch stijgende uitgaven voor versorgungsbezüge” – een Duitse term voor salarissen en pensioenen. Lidstaten dringen aan op maatregelen om de pensioenlasten te beperken en vragen om een “langetermijnevenwicht tussen de hoogte van de uitkeringen en de draagkracht van de overheidsfinanciën”.
Volgens diplomatieke bronnen leeft vooral de vraag hoe deze automatische loonstijgingen te rijmen zijn met de bezuinigingen en koopkrachtproblemen waar veel burgers in de lidstaten mee te maken hebben. In verschillende Europese landen staat de publieke sector onder druk, terwijl in Brussel de salarissen blijven meestijgen met de inflatie.
Kritiek van buiten Brussel
Ook buiten de politieke arena klinkt stevige kritiek. De Europese belastingbetalersbond noemt de nieuwe loonsverhoging “zonder maat en gevoel”. Volgens de organisatie is het automatische systeem niet meer van deze tijd en ontbreekt het aan democratische controle. Zij pleiten voor afschaffing of hervorming van het mechanisme, zodat loonstijgingen expliciet door de politiek kunnen worden afgewogen.
Econoom Wouter Roorda verwoordt de kritiek scherp. “De salarissen van de al vorstelijk betaalde EU-ambtenaren gaan met terugwerkende kracht per 1 juli 2025 met 3 procent omhoog,” stelt hij. Volgens Roorda past dit in een bredere ontwikkeling waarbij de afstand tussen Europese instellingen en burgers groter wordt. “Het voedt het gevoel dat Brussel vooral voor zichzelf zorgt, terwijl burgers worden geconfronteerd met hogere lasten en onzekerheid.”
Politiek gevoelig moment

De timing van de verhoging is politiek gevoelig. In veel lidstaten woedt het debat over inflatie, koopkracht en de kosten van de energietransitie. Tegelijkertijd groeit de kritiek op de Europese Unie, die volgens tegenstanders te weinig oog heeft voor de dagelijkse zorgen van burgers. Nieuwe berichten over stijgende EU-salarissen kunnen dat sentiment verder aanwakkeren.
Voorlopig lijkt er echter weinig ruimte om het systeem snel te veranderen. De loonindexering is vastgelegd in Europese regelgeving en kan alleen met instemming van de lidstaten worden aangepast. Dat maakt het onderwerp complex en politiek beladen. Komende jaren zal de discussie over de hoogte van EU-salarissen en -pensioenen waarschijnlijk blijven terugkeren, zeker nu de kosten verder oplopen en het vertrouwen van burgers in Europese instituties onder druk staat.




